Over Pleasant Island van Silke Huysmans & Hannes Dereere / CAMPO

Première: 10 mei 2019, KFDA. Te zien bij CAMPO op 23, 24 & 25 oktober 2019

Als alles om je heen is vernietigd, tast dat vervolgens ook je geest aan.

Nauru. De navigatieapplicatie van je smartphone toont je een klein ovaal eiland in de Grote Oceaan. Geel met een groene rand. Als je uitzoomt zie je er omheen lang niets anders dan blauw, vervolgens een paar andere minuscule eilandjes, dan de Salomoneilanden, en pas dan Papoea-Nieuw-Guinea met daaronder Australië. Op dat punt is Nauru eigenlijk al verdwenen, maar het moet er zijn, ergens onder die rode pin die haar ligging aangeeft.

 

Het ‘verdwijnende eiland’ is nu een van haar bijnamen. Of ‘geofferde zone’  en ‘stortplaats van Australië’. Maar in het verleden was dat ‘pleasant island’. Nauru was ooit een prachtig groen eiland van ongeveer vier bij vier kilometer, in alle rust bewoond door de Nauruanen, een vissersvolk. Dat de grond onder hun voeten vol zat met fosfaat wisten zij niet, maar nadat dit rond 1900 ontdekt werd door de Britten begon de roofbouw op het eiland - en vanaf het einde van WO I doen Nieuw Zeeland en Australië daar ook aan mee. Dit duurt nog altijd voort. Toen Nauru eind jaren zestig onafhankelijk werd van haar kolonisatoren was het dankzij die fosfaat mijnbouw een tijd het rijkste land ter wereld. Het kon niet op, totdat het ineens toch op was. Vandaag is elke millimeter van het eiland afgegraven, is de natuur verwoest, zijn andere landen er rijk van geworden en is Nauru zelf straatarm. Het heeft de migranten die Australië er brengt en in detentiecentra op het eiland vasthoudt nu zelfs nodig om de economie enigszins draaiende te houden.

 

Pleasant Island is het tweede hoofdstuk in het doorlopende artistieke onderzoek van Hannes Dereere en Silke Huysmans naar mijnbouw in de wereld – en daarmee naar de sociaaleconomische uitputting van alles en iedereen. In hun vorige werk Mining Stories, lieten ze de desastreuze gevolgen zien van mijnbouw in Brazilië. Nu op Nauru, aan de andere kant van de wereld, is de economische blauwdruk van het verhaal vrijwel dezelfde: een patroon van vernieling dat zich inschrijft in een neoliberaal politiek geheugen waarin geen ruimte is voor een alternatieve gedachte die wel een wederkerige relatie met de wereld voorstaat. ‘Extractivisme’ noemt Naomi Klein dit fenomeen: een systeem dat niet denken kan buiten het mechanisme waar het op drijft; uitholling. Nauru is een miniatuurversie van hoe uitgewoond de aarde er binnen niet al te lange tijd mogelijk bij zal liggen uit naam van het extractiemonster dat te ver doorschiet in zijn honger naar meer. Silke: ‘Je hebt het gevoel dat je de toekomst ziet daar’.

Nauru is een miniatuurversie van hoe uitgewoond de aarde er binnen niet al te lange tijd mogelijk bij zal liggen uit naam van het extractiemonster dat te ver doorschiet in zijn honger naar meer.

In de zomer van 2018 verblijven Silke en Hannes zelf enkele weken op het eiland. Nadat ze hebben bewezen dat ze echt geen journalisten maar theatermakers zijn krijgen ze een toeristenvisum, waarbij het hen strikt verboden is asielzoekers te interviewen. Het staat hen vrij de Nauruanen vragen te stellen, maar vanwege een mediaban die op het eiland van kracht is – en dat kritiek op de asieldeal tussen Australië en Nauru onmogelijk wil maken – zijn de eilandbewoners zelf erg achterdochtig ten aanzien van nieuwsgierige bezoekers. (‘Mute Island’, nog zo’n bijnaam…) Hannes en Silke bouwen toch wat vertrouwen op. Ze ontmoeten lokale bewoners en migranten, maken vrienden, rijden met hen langs de kust, verzamelen veel perspectieven, laten hun ‘verdachte’ opnameapparaat in hun tas en nemen – met toestemming – interviews op met de smartphone die ze speciaal voor de reis hebben aangeschaft.

 

De smartphone blijkt niet alleen voor hen essentieel voor het verzamelen van kennis en materiaal op Nauru. Voor de mensen daar is het een overlevingsinstrument, het Internet is hun enige verbinding met de wereld. Onze eigen gevoelde afhankelijkheid van dit apparaat gaat veeleer over een schijnverbondenheid met alles, waarbij we graag op grote afstand blijven: migratie, mijnbouw en destructie houden we liever uit het zicht, op een eilandje heel ver weg. Tegelijkertijd heft de smartphone het ‘hier - en - daar’ ook op. Het maakt het Silke en Hannes mogelijk om na hun terugkeer in België met Nauru in contact te blijven en alsnog de verhalen van een aantal asielzoekers op te tekenen via tekst- en spraakberichten. De migranten willen gehoord worden, net als de inheemse bewoners wiens verhaal altijd onderbelicht is gebleven in de media. De smartphone kan die stemmen tot bij ons laten komen en op verschillende manieren hoorbaar maken. Als drager van de kennis die ze op het eiland verzamelden en dat het basismateriaal voor Pleasant Island vormt, wordt dit apparaat (onvermijdelijk) het dispositief van de voorstelling dat mee bepaalt hoe het verhaal wordt verteld.

 

Met de grondige documentatieve manier waarop ze hun thema onderzoeken mijnen Silke en Hannes zelf in zekere zin ook. Maar dan op een manier die niet uitholt. Waar Nauru een verhaal is over onze westerse mentaliteit van nalatigheid, dragen Silke en Hannes juist zorg door de verschillende perspectieven en details op te diepen en in al hun complexiteit op scène te brengen. Hoewel ze daarbinnen oprecht zoekende zijn naar waar zij precies staan in dit verhaal, bestaat er bij hen geen twijfel over dat ze onlosmakelijk onderdeel zijn van het fenomeen waar ze naar kijken. Ze nemen daarbij in de woorden van Eve Sedgwick een ‘reparatieve houding’ aan. De situatie wordt niet verder uit elkaar getrokken, bekritiseerd of kapotgemaakt, maar verschillende delen worden samengevoegd tot ‘een soort van nieuw geheel’.[i] Niet een geheel dat daarvoor al bestond of repareert wat vernietigd is, maar een dat de mogelijkheid van een alternatief denken toont – voorbij de extractiedrang.

 

In hun besef van de eigen ‘verstrengelde positie’ en de vraag naar de verantwoordelijkheid die daarbij hoort, gaat het delen van kennis in het werk van Hannes en Silke niet over feiten, maar over het maken van werelden. Ze her-tellen het verhaal van Nauru op een manier waarop we het nog niet gehoord of gezien hebben; als een ‘nova historia’ waarin we geconfronteerd worden met onze onwetendheid over en rol in de geschiedenis van het kolonialisme en hoe deze zich vandaag onvermoeid voortzet. Als toeschouwers, kijkend naar Pleasant Island, worden we deel van die wereld en worden ook wij naar onze positie gevraagd. Als wij als Europeanen evenzeer deel van het verhaal zijn, als wij in zekere zin ook Nauru ‘zijn’, wat is dan onze houding ten opzichte van zulke offerzones[ii]? Terwijl er plannen worden gemaakt voor het ontginnen van zeebodems bij o.a. Nauru – en (waarom niet) de maan – wordt duidelijk dat de aarde zelf misschien inmiddels al een sacrifice zone is geworden. Van op een afstand kritisch blijven toekijken kan dan zeker niet meer. Pleasant Island toont ons de ‘specifieke configuraties die werelden maken’ [iii] – en dat wij allemaal medemakers zijn.

 

Nienke Scholts

 

 

[i] Eve Kokofsky Sedgwick, ‘Paranoid Reading and Reparative Reading, or, You’re So Paranoid You Probably Think This Essay Is About You’, in Touching Feeling: Affect, Pedagogy, Performativity’, Duke University Press, 2003: 123-152.

[ii] Offer zone of ‘sacrifice zone’ is een term die refereert aan gebieden en mensen die worden opgeofferd voor economisch gewin.

[iii] Karen Barad, Meeting the Universe Halfway, Duke University Press, 2007: 91.