CAMPO’s theaterproducties met kinderen zijn intussen internationaal bekend en gaan jarenlang op tournee. Nu heeft CAMPO jou gevraagd, na Tim Etchells, Gob Squad en Philippe Quesne. Wat heeft voor jou de doorslag gegeven om met kinderen te werken?
Rau: CAMPO vraagt doelbewust artiesten die normalerwijze niet met kinderen werken. Waarbij ik moet toegeven dat ik zeker de meest absurde keuze ben van de reeks. We hebben wel in verschillende landen en op heel diverse domeinen gewerkt, met niet-professionele zowel als met zeer bekende acteurs, met massamoordenaars zowel als met hooggevoelige performers, op geïmproviseerde locaties in oorlogsgebieden zowel als in van overheidswege totaal uitgeruste theaters. We hebben klassiekers bewerkt, verteltheater gemaakt, volksprocessen georganiseerd – maar nooit met kinderen gewerkt. Ik geloof dat het uiteindelijk zoals bij al onze projecten het plezier van de uitdaging was dat de doorslag heeft gegeven: zin om iets totaal nieuws te proberen.

Bij “theater met kinderen” denk je eigenlijk automatisch aan een vooral in de performancekunst verspreid idee van ongekunsteldheid en authenticiteit, naar het motto dat kinderen en narren de waarheid zeggen.
Dat klopt. We hebben natuurlijk wat voorbereidend onderzoek gedaan en vastgesteld dat stukken met kinderen altijd volgens dezelfde patronen verlopen. Het gaat dan om toekomstvisioenen, om de absurditeit van de volwassenenwereld, om authenticiteit, om sprookjesachtige poëzie. Er worden bizarre levensverhalen verteld, men brengt wat ingestudeerde muziek, een performance van onschuld. Voor ons was het duidelijk: we willen iets helemaal anders proberen. We willen datgene tonen, wat men van kinderen niet wil zien. Five Easy Pieces moest een zo goed als onmogelijke, een riskante, een ongehoorde theatervoorstelling met kinderen worden.

Het werk is geïnspireerd door de zaak-Dutroux. Dutroux geldt als de essentie van het kwade, de kinderverkrachter, waarschijnlijk de meest gehate figuur van België. Wat heeft je onderzoek je bijgebracht, welk beeld wil je van hem tonen? En heb je overwogen om hem zelf te laten uitbeelden?
De figuur van Dutroux als nationale mythe was ik tegengekomen in 2013 tijdens mijn onderzoek voor The Civil Wars in Brussel. Destijds vroeg ik tijdens de repetities aan de acteurs: wat is voor jullie België, wanneer heb je je Belg gevoeld? Want België is een cultureel gespleten, eigenlijk een onmogelijke natie, die in de negentiende eeuw als buffer tussen Duitsland en Frankrijk opgericht werd en die nooit echt aaneen groeide. Die acteurs antwoordden toen: tijdens de Witte Mars in 1996 – de tegen de eigen regering gerichte grote betoging in het kader van de affaire Dutroux.

Dutroux als enige collectieve mythe van België?
Verontrustend, maar zo schijnt het te zijn. Als je dat dan beter bekijkt, herken je inderdaad veel snijpunten: Dutroux, die opgroeide in de voormalige Belgische kolonie Congo, die zijn misdaden beging in het vandaag uitgestorven mijngebied rond Charleroi, wiens proces bijna tot de implosie van België leidde en tot een rebellie van de burgersamenleving tegen de eigen corrupte elites – dat is bijna een allegorie op de neergang van de Westelijke koloniale en industriële machten. Met hem en door hem zou je een geschiedenis van België kunnen vertellen. Daarbij komt natuurlijk dat iedereen in België zijn mening heeft over deze man, zelfs voor kinderen is hij een begrip. Daarom staat hij ook niet “zelf” op het podium: net zoals in Breivik’s Statement is het namelijk niet de moordenaar en zijn psyche die ons interesseert, Dutroux zelf blijft een lege plek, een gravitatieveld.

Hoe kan je met kinderen tussen 8 en 13 jaar zo’n thema benaderen, is dat niet te gruwelijk, te onbegrijpelijk, te shockerend voor kinderen?
We hebben in ons team – behalve twee begeleiders – ook een kinderpsychologe. De ouders werden ook nauw bij het repetitieproces betrokken. En we hebben met de belangrijkste betrokkenen van de reële affaire Dutroux contact opgenomen. Maar waar het in deze enscenering eigenlijk om gaat, is niet de horror op zich. Wel om de grote thema’s, die achter dit zeer specifieke en uiteindelijk miserabele geval Dutroux sluimeren: het verval van een land, de nationale paranoia, de rouw en de woede die op de misdaden volgden. Het stuk begint met de onafhankelijkheidsverklaring van Congo en eindigt met de begrafenis van de slachtoffers van Dutroux – daartussenin ligt het verdampen van min of meer alle illusies, die je je als Belg in de laatste decennia had kunnen maken: de illusie van veiligheid, van vertrouwen, van vrijheid, van toekomst. Deze Five Easy Pieces zijn een negatieve gevoelsopvoeding en de titels van de vijf korte monologische re-enactments zijn dan ook navenant. In een eerste stuk bijvoorbeeld gaat het om de vertwijfeling van een vader, wiens volwassen zoon moordenaar wordt. In een ander gaat het, echt direct, om geweld en misbruik. En een derde stuk behandelt de diepste, donkerste van alle emoties – het rouwen van ouders om hun kind. Alles is (vrijelijk) gebaseerd op originele documenten of gesprekken die we hadden met de betrokkenen van de zaak-Dutroux.

Zoals Aristoteles al schreef, is de mens een mimetisch wezen. Kinderen leren door nabootsing. Wat betekent het om als kind geconfronteerd te worden met de wreedheid van de volwassenenwereld?
Bij het begin van de repetities hebben we met de kinderen fragmenten nagespeeld uit Scènes uit een huwelijk van Ingmar Bergman. Dat was een bijzondere ervaring: de kinderen begrepen intellectueel wat in die menselijk zeer complexe scènes van Bergman gebeurt en speelden die scènes ook na – maar zonder de eigenlijke emoties, de daarachter schuilende existentiële vertwijfeling te kennen. Er bestaat een vanzelfsprekendheid op het podium, die op die manier in het leven niet bestaat. Voor mij als regisseur was dat erg interessant: hoe functioneert het spreken vanuit een personage met acteurs, die de technieken niet beheersen en ook niet over de levens- en beroepservaring beschikken waarover de scènes gaan? Hoe ontstaat concentratie of precisie met een ensemble, dat eigenlijk enkel wil rondrennen en overal spelen? Vandaar de titel, de titel van een pianoleerboek, waarmee dus een systematisch leerproces wordt aangeduid: Five Easy Pieces. Hoe kunnen kinderen begrijpen, wat vertellen betekent, wat inleving, wat verlies, onderwerping, ouderdom, ontgoocheling, woede tegen de maatschappij, rebellie betekent? En hoe reageren wij wanneer we hen bekijken terwijl ze dat op het podium ontdekken?

Je bent bekend om je zeer nauwkeurige, zelfs perfectionistische regie. Hoe passen kinderen in deze manier van werken en hoe sterk heeft dat met “dril” en “dressuur” te maken?
Er zijn inderdaad twee tegengestelde manieren om te regisseren, zoals Bergman in zijn autobiografie aangeeft. Ofwel teken je de scènes direct bij het begin heel precies uit en geef je de acteurs dan alle vrijheid. Of je doet net andersom, je improviseert tot kort voor de première en legt dan in de laatste repetitieweek alles vast. Eigenlijk hou ik ervan om het kader vast te leggen en dan de verantwoordelijkheid aan de acteurs over te laten. Voor Five Easy Pieces heb ik beide methodes geprobeerd, maar mijn slotsom is dat geen van beide bij kinderen functioneert. Of in artistieke termen: de dril, de dressuur blijft steeds zichtbaar, hoe het werkproces ook verloopt. Ik heb nog nooit een stuk met kinderen gezien waarbij het eigenlijke, tastbare thema niet juist was dat er een “regisseur” was, die de kinderen een kader gegeven had. En hier wordt het interessant, zowel thematisch als vormelijk.

Hoezo?
Theater met kinderen voor volwassenen komt - op een artistiek niveau en uiteraard metaforisch gesproken - overeen met wat pedofilie is in een menselijke relatie: het is geen wederzijds verantwoordelijke liefdesrelatie, maar een eenzijdige machtsverhouding, waar het zwakkere deel, de kinderen dus, zich tegenover moeten opstellen. Met andere woorden, bij kindertheater voor volwassenen komt de postmoderne voorliefde voor mediakritiek bij haar oorspronkelijke aanvalspunt. Mediakritiek wordt dan opnieuw kritiek op de werkelijkheid. Theater met kinderen maken, betekent dat je begrippen als “figuur”, “realisme”, “illusie” en inderdaad “macht” existentieel in vraag stelt. Dit proces willen we ook bij Five Easy Pieces tonen, net doordat de “pieces” steeds moeilijker worden. Wat met rollenspel begint – dus met de goede oude Cindy Sherman-vraag, hoe kunnen we Patrice Lumumba of vader Dutroux op het podium uitbeelden – leidt tot fundamentele vragen over het geweld van regisseren. Uit een naturalistische vermomming, uit een griezelig plezier om na te apen, groeit langzaam maar zeker een soort meta-studie over performancekunst en haar praktijk van verandering, onderwerping en rebellie.

Five Easy Pieces is dus niet enkel een stuk over Marc Dutroux en over de vraag hoe je met kinderen de afgronden van de mens benadert, maar ook een fundamentele reflectie over wat het betekent om theater te maken?
We maken nu toch al 15 jaar theater en films. We hebben van alles gedaan, van minimalistische performance over politieke actie tot ironische show, met daarbij ook nog hoorspelen, videoclips, films, boeken, congressen,… Dit voorjaar krijgen we de “Wereldtheaterprijs” van het Internationaal Theater Instituut, een soort lifetime achievement award. Dan vraag je je toch al een keer af: wat komt er nu nog? Gewoon nog eens vijftig stukken, films en boeken? Kortom, het is het goede moment voor een project waarbij het om totaal fundamentele dingen gaat. Wat betekent het om “iemand anders” te zijn op het podium? Wat betekent “nadoen”, “inleven”, “vertellen”? Hoe ga je er mee om dat je bekeken wordt? Hoe verklaar je dat en hoe doe je dat? En deze fundamentele bevraging van theater is trouwens geen intellectuele beslissing: dingen die voor volwassen performers totaal vanzelfsprekend zijn, zijn met kinderen moreel en technisch onmogelijk. Die hele kleinburgerlijke Stanislawski-trucs, de hele intensiteitsmythe van de traditie van de performance kan je weggooien. En dat is uiteindelijk toch een behoorlijk beangstigende gedachte.

Vertaling: Anita Lampaert